schijnsel
schijnsel - zelfstandig naamwoord uitspraak: schijn-sel 1. zacht licht ♢ bij het schijnsel van een kaars hebben we gedineerd Zelfstandig naamwoord: schijn-sel het schijnsel
Muiswerk Educatief (2017)
schijnsel - zelfstandig naamwoord uitspraak: schijn-sel 1. zacht licht ♢ bij het schijnsel van een kaars hebben we gedineerd Zelfstandig naamwoord: schijn-sel het schijnsel
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), 1. schijn, licht: in het schijnsel der maan ; het schijnsel der lamp ; — gewoonlijk gezegd van flauw of indirect licht; 2. (w. g.) schijnbeeld, schim.
M. J. Koenen's (1937)
o. schijnsels (1 schijn, licht; inz. zwak, flauw licht; 2 vero. verschijning, schim, schaduwbeeld); 1. het schijnsel der maan, der sterren; een onzeker geel schijnsel viel naar binnen; 2. het is een schijnsel, dat bij het grijpen vlucht.
Jozef Verschueren (1930)
(‘schijnsəl) o. (-s) iets dat schijnt nl. 1. flauwe, onrechtstreekse schijn: het van een vetkaars; het van het vuur op de wand. 2. W. g. schijnbeeld: een dat bij ’t grijpen vlucht.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), schijn, licht: in het schijnsel van de maan; gewoonlijk gezegd van flauw of indirect licht.
J.H. van Dale (1898)
Schijnsel - o. (-s), schijn, licht, straalflikkering : in het schijnsel der maan; het schijnsel der lamp.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: