Wat is de betekenis van Schiften?

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

schiften

Schuin laten lopen. Vooral gezegd van baksteen.

2024-04-25
Bouw- en Vastgoedlexicon

Hendrik Leurs (2015)

Schiften

– Ongelijksoortige bestanddelen van een massa of mengeling van elkaar scheiden. – Zacht schuin omhoog opmetselen.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

schiften

schiften - Iets uitkiezen of verkiezen boven een andere of anderen.

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

schiften

In een serie of voorwedstrijd starten, uitkomen enz., om te bepalen wie in de (halve) finale komen. Vele inschrijvingen voor de dubbeltwee en daarom eerst schiften voor de halve finale, Gazet v. Antw. 22/8/1977.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schiften

v.; (uitzoeken), skift(sj)e; erwten —, eartskifte, -lêze; (van melk), (gear)sjitte, kerlje.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schiften

(schiftte, heeft of is geschift), I. overg., 1. de ongelijksoortige bestanddelen uit een massa of mengeling van elkaar afzonderen ; in ’t bijz. het bruikbare van het onbruikbare, het goede van het slechte afzonderen: papieren, lompen schiften; een bibliotheek schiften; — (oneig.) uitpluizen, onderzoeken: men moet niet alles zo nauwkeur...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schiften

schiftte, h. (1, 2), i. (3, 4, 5) geschift (1 het ongelijksoortige uit een massa of mengeling van elkaar afzonderen inz. het bruikbare van het onbruikbare; 2 als ongelijksoortig [inz. als van hoger waarde] afzonderen; 3 v. eiwithoudende stoffen inz. melk: door het stremmen van het eiwit ongelijkmatig van samenstelling worden; zuur worden; 4 van ver...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schiften

('schiftən) (schiftte, geschift) [~ schijf] I. (heeft) 1. het ongelijksoortige afzonderen: tabakssoorten, bouwstoffen -; feiten, redeneringen om het bruikbare van het onbruikbare te scheiden; wat ik niet, wat ik wel aannemen kan. 2. als van hoger waarde afzonderen: om Gods woorden uit die van de mensen te -; het kaf van het koren -; het ware...