Wat is de betekenis van Schietwilg?

2024-10-08
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-08
De complete Snoei encyclopedie

Bert Huls (2003)

Schietwilg

Salixalba: Een flinke, tot 25 meter hoge, inheemse boom. De kroon vertakt sterk en is breed piramidaal. De groei is onder gunstige bodemvoorwaarden snel. De dunne twijgen zijn olijfbruin van kleur en zeer soepel (rijshout). De dikke takken (tenen) zijn geschikt voor vlechtwerk. De aanliggende knoppen zijn vuilgeel. Ze zijn lang, spits en licht beha...

2024-10-08
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

schietwilg

schietwilg - Middelgrote boom die inheems is op de Britse eilanden, het vasteland van Europa en Noord-Azië, maar ook is ingevoerd in de VS en andere gebieden. Het hout van de boom is licht, hard en sterk, maar heeft de neiging snel te rotten. De twijgen gebruikt men om manden te vlechten. De houtskool die men van het hout maakte, gebruikte men...

2024-10-08
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Schietwilg

Salix alba L., is een van de weinige wilgen, die hier als opgaande boom voorkomen.

2024-10-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schietwilg

s., wylgemûs, stobbewylch.

2024-10-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schietwilg

m. (-en), 1. niet geknotte, opgeschoten wilg ; 2. knotwilg.

2024-10-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schietwilg

m. schietwilgen (niet geknotte wilg, tegenstelling van knotwilg; naam van de soort salix alba H.).

2024-10-08
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Schietwilg

De gewone wilg, wanneer die niet wordt geknot. De gewone wilg levert hout, dat voor palen en voor vlechtwerk geschikt is. Voor hoepels en voor manden is het rijs niet geschikt.De wilg wordt vaak geknot, omdat hij een groot herstellingsvermogen heeft en na geknot te zijn, meer rijs levert.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schietwilg

m. (-en) opgeschoten, gewone wilg. Tgst. knotwilg.