schieten
...
Van Dale Uitgevers (1950)
(schoot, heeft en is geschoten), I. onoverg., 1. zich plotseling snel bewegen of bewogen worden in de richting die een bep. noemt: de valk schoot op de reiger ; de snoek schoot naar onderen ; het schip schiet door de golven ; onder het ijs schieten; — hij schoot naar mij toe, op mij af, kwam, liep snel op mij af; overeind, rechtop schieten;...
Marc De Coster (2020-2024)
1) (19e eeuw) (Barg.) begrijpen; zien; doorzien; in de gaten houden; ontdekken; opmerken. • Gekheid, Leen! Ze hebbe me, geloof ik, niet eens geschote (gezien), maar je kan er nooit van op an: die grandiggers (politieagenten) hebben nou eenmaal ééns (achterdocht) op me en 'k heb geen lust om voor niemendal de baiës (gevangeni...
Muiswerk Educatief (2017)
schieten - onregelmatig werkwoord uitspraak: schie-ten 1. kogels afvuren ♢ de soldaat schoot op de vijand 1. ik kan hem wel schieten [ik heb een hekel aan hem] 2....
Marc de Coster (1998)
zie ook schiet mij maar lek; schiet niet op de pianist (hij doet zijn best): 1 Bargoens voor ‘betrappen; bij de lurven vatten’; iemand schieten. Heit niemand je geschote (gesnapt) met je vrachie? (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was, 1901) 2. dat heb je goed geschoten, dat heb je goed gedaan, goed ingezien. Informele uitdr.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: