schel
schel - bijvoeglijk naamwoord 1. hard en scherp ♢ zij heeft zo'n schelle stem 2. pijnlijk aan je ogen ♢ een schelle lamp verlichtte het erf Bijvoeglijk naamwoord: schel ....
Nederlands woordenboek voor onderwijs
schel - bijvoeglijk naamwoord 1. hard en scherp ♢ zij heeft zo'n schelle stem 2. pijnlijk aan je ogen ♢ een schelle lamp verlichtte het erf Bijvoeglijk naamwoord: schel ....
Door Ludo Permentier en Rik Schutz
plak, snee De onderpastoor kwam overeind, het hout kraakte als een verre specht. 'Terwijl de Kleine die verdorven is tot op het merg van zijn gebeente door de aanblik van zijn stervende moeder, juichend de kleding van het bovenlijf verwijderde, met zijn broodmes een kruis maakte zoals zijn dode moeder deed voor zij brood aansneed, en vervo...
Door Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart
De schellen vallen hem van de ogen, hij ziet plotseling in, wat hij eerder niet begreep. Saulus, die de christenen fel vervolgde, zag op weg naar Damascus een fel licht en hoorde hoe een stem hem vroeg waarom hij hem vervolgde. Saulus werd blind; toen een paar dagen later Ananias, een discipel van Jezus, de handen op Saulus’ ogen legde, werd hij ge...
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. v. (-len), 1. klokje dat een hoge toon voortbrengt, kleine bel: — een electrische schel; 2. het gehele samenstel waardoor men een bel als onder 1., bepaaldelijk aan een huisdeur, geluid doet geven: aan de schel trekken: de schel gaat niet over; op een schel drukken; — de schel staat niet stil, er w...
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
Kleine luiklok of beiaardklok. ➝ Beiaard.
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
De klokjes aan den ondersten zoom van het hoogepriesterlijk opperkleed werden schelletjes genoemd (Ex. 28:33 v.). In 1 Cor. 13:1 wordt met schel de cymbaal bedoeld.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip schel heeft 3 verschillende betekenissen: 1. schel - schel - v. (-len), bel, klokje : aan de schel trekken; de schel gaat niet over; electrische schel; tafelschel. SCHELLETJE, o. (-s), kleine schel; schelletje trekken, straatjongensbedrijf, om onnoodig aan de huisschel te trekken. 2. schel - schel - v. (-len), zie SCHIL; (bijb.) de sche...
Gerelateerde zoekopdrachten