Wat is de betekenis van schandaal?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

schandaal

(1950) (Gent, sch.) sandaal. • Schandaal. Scherts, voor sandaal: waar zijn mijn —? (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schandaal

schandaal - zelfstandig naamwoord uitspraak: schan-daal 1. waar men schande van spreekt ♢ het is een schandaal dat hij zijn kinderen verwaarloost Zelfstandig naamwoord: schan-daal het schandaal ...

2024-03-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

schandaal

iemand die zich schandalig gedraagt, die aanstoot geeft. Zij kan ’t zich ter wereld niet begrijpen hoe menheer zoo’n vuil schandaal van de straat meê naar boven heeft gedragen. (Jan Jacob Cremer, Fabriekskinderen 1863) Ik moet je onder mij hebben, schandaal. (Roobjee, Vincent en Astrid van Gogh verdwijnen in een korenveld, 1977)...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

schandaal

aanstoot, ergernis; ook de gebeurtenis zelf die de ergernis opwekt.