Wat is de betekenis van Schadelijk?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schadelijk

schadelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: scha-de-lijk 1. wat nadeel veroorzaakt (waardoor je in een minder gunstige positie bent) ♢ roken is schadelijk voor de gezondheid Bijvoeglijk naamwoord: scha-de-lijk ......

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schadelijk

adj. & adv., skealik, neid(i)elich.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schadelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. schade doende, nadelig, hetzij in een bep. geval of als vaste eigenschap van of verbonden met zaken, handelingen of maatregelen : roken is schadelijk voor de gezondheid ; schadelijke dieren; een schadelijke invloed op iets of iemand hebben; een schadelijk bock; een schadelijke koop, zeer nadelig; 2. geen of te weinig voordeel...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schadelijk

bn., bw. (schade veroorzakende, nadelig; geen voordeel opleverend, onvoordelig): een schadelijk dier; dat zal schadelijk voor je aflopen; een schadelijke koop.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schadelijk

('scha:dələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. schade, nadeel veroorzakend: een voorstel voor houden; een dier; -e planten; een -e maatregel; overdaad is voor de gezondheid; wrijving is een -e weerstand; dat werkt -. 2. onvoordelig: een -e lening; die kaas is omdat men er veel meer van gebruikt dan gewoonlijk; dat zal voor je aflopen. Syn. nadelig.

2024-04-19
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Schadelijk

Adjectief: schadelijk, nadelig, onvoordelig, oneconomisch (onek...), kwaad, ruïneus. Werkwoord: schadelijk zijn, doornen en distels voortbrengen, niet veel goeds voorspellen, dat is een veder uit zijn staart, dat galgt beter dan ’t burgemeestert, dat zal hem op de kop (in de ogen) druipen, dat zal hem van de neus in de mon...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schadelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. schade doend, nadelig: roken is voor de gezondheid; een schadelijke invloed op iets of iemand hebben; een schadelijke koop, zeer nadelig; 2. onvoordelig: die kaas is zeer schadelijk, ze is eerder op dan men verwachten zou; 3. een lachje, met leedvermaak.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Schadelijk

Schadelijk - bn. bw. (-er, -st), schade doende, nadeelig : rooken is schadelijk voor de gezondheid; schadelijke dieren; eene schadelijke leer; een schadelijk boek; een schadelijke koop, zeer nadeelig; — onvoordeelig : die kaas is zeer schadelijk, men gebruikt er veel meer van dan gewoonlijk; — schadelijke boter, die spoediger verbruikt...