Wat is de betekenis van sausen?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sausen

Het begrip sausen heeft 5 verschillende betekenissen: 1) verven. met muurverf of latex bestrijken; schilderen; verven. 2) van saus voorzien. van een saus voorzien. 3) aromatiseren. voorzien van smaakstoffen of geurstoffen; aromatiseren. 4) opsmukken. uitgebreid versieren; ruimschoots voorzien; opsmukken; opdirken. ...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sausen

ook: sauzen 1 met saus (bet. 1) overgieten of bereiden; ook fig.: bijv. het gesprek met geestigheden; 2 een muur met saus (bet. 2) bestrijken; 3 tabak met saus (bet. 3) bewerken; 4 (volkst.) hard regenen.

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Sausen

suizen, bruisen; stuiven, vliegen; gieren.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sausen

(sauste, heeft gesaust), I. overg., 1. met een saus toebereiden of overgieten; meest fig., veraangenamen: het leven, zijn gesprek sausen; 2. (stenen wanden) met een saus in de bet. 3. bestrijken; — houtsoorten nabootsen met een olie- of watersaus; 3. tabak sausen, drenken in een of ander vocht om er een betere geur of smaak...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sausen

sauste, h. gesaust (met saus begieten, drenken, kleuren): tabak sausen; gesaust teen.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sausen

('sousәn) (sauste, heeft gesaust) 1. met een saus overgieten, toebereiden: een pudding -. 2. veraangenamen: zijn gesprek -. 3. met een saus drenken: tabak -. 4. met een saus kleuren: banken -. 5. regenen: het saust.

2024-04-25
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Sausen

Sausen - (sauste, heeft gesaust), smakelijk toebereiden (met specerijen enz.); (fig.) veraangenamen : het leven, zijn gesprek sausen; — stortregenen; het zal gaan sausen; — berispen: iem. duchtig sausen; — goud sausen, in een verdund zuur koken en kleuren; — tabak sausen, het met een of ander vocht een beteren geur of sma...