Wat is de betekenis van saus?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

saus

Het begrip saus heeft 3 verschillende betekenissen: 1) dikke, smakelijke vloeistof. dikke, smakelijke vloeistof die bij of over een gerecht wordt opgediend. 2) muurverf. verf voor binnen- en buitenmuren; muurverf. 3) toevoeging of nuance. toevoeging of nuance die een bepaald karakter aan iets geeft. Vaker in de verkleining...

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

saus

1) (19e eeuw) (inf.) regen. Sauzen: stortregenen. • Wat dunkt u, Morrison! zouden wij saus krijgen?” – » Ik heb er zoo even naar uitgekeken. Als het in eene andere maand was, zou ik zeggen ja, maar in April kan men er niet veel op rekenen, kapitein! (Het Leeskabinet. 1837) • Wat moeten we doen? We krijgen een saus van b...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

saus

saus - zelfstandig naamwoord 1. gebonden vocht met onder andere kruiden erin, voor over een gerecht ♢ we aten spaghetti met tomatensaus 1. iets met een geleerd sausje overgieten [het een beetje geleerd laten lij...

2024-04-24
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

saus

Toebereid nat of vloeibare massa dat bij of over een gerecht geserveerd wordt. Saus wordt verdeeld in een tweetal hoofdgroepen, te weten: a. De zoete sausen, zoals bijvoorbeeld chocoladesaus, aardbeiensaus, bessensaus, vanillesaus, vruchtensaus, maresquinsaus e.d. b. De niet-zoete sausen, zoals bijvoorbeeld pepersaus, Madeirasaus, Stroganoffsaus, c...

2024-04-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

saus

jus, vleesnat Hoe men saus maakt voor een varkenskotelet heb ik nog altijd niet geleerd. Ik moet mij daar een dezer dagen eens aan zetten. (Marnix Gijsen, Overkomst dringend gewenst) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1

2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

saus

(de, -en) in België ook: jus, vleesnat, aframmeling, flink pak slaag. - iemand zijn saus geven, iemand op zijn donder geven. De mensen kwamen buiten, en die vrouwkes fluisterden: Goed manneke, je hebt dat goed gedaan, je hebt ze goed hun saus gegeven. - LN, 26-06-1999. - zijn saus krijgen, op zijn donder krijgen. ‘Er war...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Saus

[via Fr. sauce van VLat. salsa, vrouwelijke vorm van Lat. salsus = gezouten, van sal = zout] 1 vloeibaar of dik vloeibaar cul. produkt van zeer verscheiden samenstelling en smaak, gebruikt bij gerechten om de smaak te verhogen; ook fig.: datgene wat het genot van een zaak vergroot; 2 dun vloeibare...

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Saus

vloeibare spijs; afkooksel

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

saus

1. In Vl.-België zeer gewoon in toep. op het vocht waarin vlees gekookt of gebraden is: jus, vleesnat. - Zie verder de Opm. Plaats het vlees op een verwarmde schotel. - Leng de saus zo nodig aan met een weinig warm water. - Laat doorkoken en giet de saus op het vlees, Koken ± 1968, 96. De blinde vinken in de boter op de...