Wat is de betekenis van Saprijk?

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Saprijk

bn. (-er, -st), vol sap.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

saprijk

bn. (rijk aan sap): saprijke peren.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

saprijk

('sap) bn. en bw. (-er, -st) rijk aan sap : een -e peer.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Saprijk

Saprijk - bn. (-er, -st), vol sap; smakelijk. SAPRIJKHEID, v.