Wat is de betekenis van Sap?

2023-12-09
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

sap

1) (2000+) (radio) geluid. • (http://www.uithilversum.nl/radiojargon) 2) (1943) (Amsterdam) kroeg. • sap, kroeg, Smis 1943. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002) 3) (1982) (inf.) vaginavocht of sperma. Spanjaarden noemen dit ‘jalea’ (gelei). • Ze had...

2023-12-09
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Sap

Zie Sabe


Direct alle 16 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sap

sap - zelfstandig naamwoord 1. vocht van een vrucht of plant ♢ heb jij het sap van een mango wel eens geproefd? Zelfstandig naamwoord: sap het sap de sappen het sapje

2023-12-09
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

sap

Levensvocht of levenssap in organische lichamen, planten, vruchten, vlees e.d. zoals bijvoorbeeld vruchtensappen, vleessappen e.d.

2023-12-09
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Sap

Sap, Gustaaf, Belgisch rooms katholiek politicus, *21.1.1886 Kortemark, +19.3.1940 Brussel. Sap was van 1919 tot 1940 volksvertegenwoordiger. Van 1932 tot 1934 was hij minister van Openbare Werken en van Landbouw en Middenstand; in 1934 van Financiën en van 1939 tot 1940 van Economische Zaken en Ravitaillering. Hij was sinds 1919 beheerder van het...

2023-12-09
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

sap

sap - vrouwelijk lustvocht, liefdessap. Na een poosje (kwam ze) hevig klaar. Mijn lakens waren nat van haar sappen, Pornopoes 16, 48 [1975].

2023-12-09
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

sap

(het), (i.h.b.:) 1. vruchtesap, i.h.b. grapefruitsap. Ha, u neemt er nog eentje, spuugde meneer Groot, ik houd niet van die dames die alleen maar een soft of een sap willen (Doelwijt 1972b: 30). 2. als in AN naam voor suikerrietsap, ook in de samenst. ‘diksap’ en 'dunsap’; SN zijn de samenst. ruwsap, vuilsap, sapbak, -goot,...

2023-12-09
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sap

s.n., sop (it).

2023-12-09
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

sap

I. 1. (planten)sap, vocht; 2. spint; 3. 1. het sap onttrekken aan; 2. fig ondermijnen, slopen. II. 1. sappe; 't sapperen; fig ondermijning; II. door middel van sappen benaderen, ondergraven, ondermijnen; 3. sapperen. III. 1. blokken; 2. blokker; karwei.

2023-12-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sap

o. (-pen), 1. vocht dat zich in planten, plantendelen of vruchten bevindt of er uit verkregen is: het sap der druiven wordt gegist; het sap uit een citroen knijpen; wanneer het sap in de bomen begint te werken; (fig.) wat hij zegt, heeft sap noch kracht, bezit totaal geen waarde; (Zuidn.) hij heeft geen sap meer in zi...

2023-12-09
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

sap

weefselsap.

2023-12-09
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sap

o. sappen (levensvocht in organische lichamen, planten, dierlijke lichamen, Z.-N. fig. kracht).

2023-12-09
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sap

o. (-pen; -je) 1. Eig. vocht in planten: het uit de stengels persen. 2. meestal mv. Uitbr. vocht in dieren en mensen: de omloop van de -pen; kwade -pen in zijn lichaam hebben.

2023-12-09
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Sap

Sap - o. (mv. -pen, in de bet. van: soorten van sap), vocht, levensvocht (in planten, vruchten en dieren): de omloop der sappen; kwade sappen, die voor het leven nadeelig zijn; levenssap; bessensap; het sap der druiven wordt gegist; sap uit de citroenen knijpen; wanneer het sap in de boomen begint te werken; — (fig.) wat hij zegt, heeft sap n...

2023-12-09
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Sap

Sap, o. (-pen), vocht, levensvocht, (in planten, vruchten en dieren).

2023-12-09
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Sap

Succus, liquor, latex. ger. sapff: ang. sape.