Wat is de betekenis van Saffiaantje?

1) (1906) (Barg.) sigaar; sigaret. Afgeleid van saffiaanleer (de bekleding van de sigarenkoker). 'Saffiaantjes peuren': sigaren roken. Varianten: saf*; saffie*. Zie ook: rokertje*. • Safiaantje, sigaar. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906) • Freek de Duvel grinnikte pervers. Hij hield ervan half bewustelooze kerels, die geen schraag...

Saffiaantje - sigaret. Vaak afgekort tot saffie. Afgeleid van saffiaanleer, de vroegere bekleding van de sigarenkoker. Vgl. Eng. slang fag; Du. slang Nikotinchen, Affenflöte. Ik had nog een paar saffiaantjes in mijn buitenhelm zitten. - Maarten t Hart, Ik had een wapenbroeder (1973) ​

(< saffiaan, soepele leersoort, gebruikt als bekleding van een sigarenkoker), 1. sigaar: Hou je kaukir dicht. Hier steik ’n saffiejoantje in je snuffir ... En luistir feddir as ’n fesoendelik mins betoamt, SMIS4 267; 2. sigaret, m.n. zelf gerolde sigaret; shagje, sjekkie: ‘Een savviaantje?’ vroeg Van Wezel. ‘Wat is...

[waarsch. vroegere naam voor sigaar in koker van saffiaanleer], ook verkort tot saffie (Barg., volkst.) sigaret.

o., (Barg.) sigaar of sigaret.

o. (-s), (Barg., volkst.) sigaar, sigaret: het saffïaantje van de soldaat in Indië.

o. sigaar.

saffiaantje - o., (argot), sigaar;„saffianenkoker”: sigarenkoker.