Wat is de betekenis van Sabbatdag?

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sabbatdag

m. (-en), dag van de Sabbat: gedenk de Sabbatdag, dat ge die heiligt (Exod. 20 : 8).

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Sabbatdag

m. Sabbatdagen, of Sabbatsdag.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Sabbatdag

Sabbatdag - m. (-en) dag waarop men sabbat [ houdt: (bijb.) gedenk den sabbatdag, dat ge dien heiligt.