Wat is de betekenis van Ruwheid?

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ruwheid

s., rûgens, rouwens; (van huid), stribbigens, split(t)erigens, wredens.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ruwheid

v. (...heden), 1. het ruw-zijn: oneffenheid; hobbeligheid; — ongevoelig-, hardvochtigheid ; — onbeschaafd-, ongemanierdheid; — hardhandigheid; 2. ruwe handelwijze of uiting.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ruwheid

('ruwheit) v. (...heden) I. Eig. het ruw (I) zijn inz. 1. (4) oneffenheid. 2. (17) ongemanierdheid. II. Metn. wat ruw is inz. (4) oneffen iets.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ruwheid

v. (-heden), 1. het ruw-zijn; oneffenheid; hobbeligheid; 2. hardvochtigheid; ongemanierdheid; hardhandigheid.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ruwheid

Ruwheid - v. (...heden), ruwe toestand; oneffenheid; hobbeligheid; onaangenaamheid, ongemanierdheid.