Wat is de betekenis van ruw?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ruw

ruw - bijvoeglijk naamwoord 1. met een grof oppervlak ♢ schuurpapier voelt ruw aan 2. onbewerkt ♢ ruwe olie 3. in grote lijnen ♢ we hebben ee...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ruw

adj.; (oneffen), robb(el)ich, robberich; (van huid), wreed, stribb(el)ich, stribberich, split(t)erich, splittich; — zijn (van de huid), strib(bel)je; — van huid, wreedfellich; (van het weer) wreed, hurd, rou, grausnau; (onbeschaafd), rou, rûch, bot, grou, ûnbislipe groubloedich; -...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ruw

ook ROUW, I. bn. bw. (-er, -st), 1. ruig, harig, borstelig ; in plantennamen : ruwe bres ; ruwe melkdistel e.d.; — ruw voer, al hetgeen op de wei groeit als veevoeder, inz. hooi en stro; — van weefsels: een ruwe handdoek ; 2. oneffen, ongelijk, niet glad : een ruwe huid; koeien hebben een ruwe tong;...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ruw

I. bn. (1 v. planten: ruig, harig; borstelig, stekelig; 2 van stoffen: harig, grof; 3 grof, niet fijn; 4 oneffen, ongelijk, niet glad van oppervlak; 5 onbewerkt; onafgewerkt; 6 oppervlakkig, in grove trekken, globaal; 7 primitief, elementair; 8 v. weer of wind: guur, bar; wild en onstuimig; 9 hard, hardvochtig, streng, wreed; 10 onbeschaafd, ongema...

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ruw

I. bn. en bw. (-er, -st) (~ ruig] 1. met haar begroeid : een -e huid; -e planten. 2. grof : linnen. 3. niet fijn : -e spijzen; een gelaat met -e trekken. 4. oneffen, ongelijk : een oppervlak; hout; -e planken. Syn. ruig. 5. moeilijk: de -e kanten van een zaak. 6. niet fijn afgewerkt : -e produkten; in -e staat, toestand. 7. ongehekeld : vlas....

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ruw

I. bn. en bw. (-er, -st),

2024-04-20
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ruw

Ruw - ook ROUW, bn. bw. (-er, -st), hobbelig, oneffen : een ruwe weg ; — niet glad : eene ruwe huid ; koeien hebben eene ruwe tong ; — ongelijk : ruwe steenen, ruw metselwerk ; — ongeschaafd; eene ruwe plank ; — onbewerkt : de ruwe voortbrengselen van den bodem ; — ruwe metalen, zooals zij uit den smeltoven komen ;...