Wat is de betekenis van rut?

2024-04-20
WhatsApp woordenboek

redactie Ensie (2023)

RUT

Are You There

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rut

(16e eeuw) (inf.) blut; niets bezittend; berooid, platzak. Herkomst onbekend. Misschien een bijvorm van 'rot' (bedorven). In de 15e eeuw bestond de uitdrukking 'Rut en Roy' (arm volk). Een andere mogelijkheid is 'ruit' (schurft en vandaar: armoedig volk). Syn.: afgebrand*; arrempie-af*; broke*; doeffe* zitten; doekoeloos*; aan de gallemieze*; hempi...

2024-04-20
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Rut

Eenstammige verkorting van Rutger. Als meisjesnaam spellingvariant van Ruth.

2024-04-20
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Rut

Men zegt van iemand dat hij rut is, als hij, in het bijzonder bij het spel, al zijn geld verloren heeft dus: blut is. Zo betekent rut in het algemeen: niets bezittend, berooid. Het woord komt al voor in een zestiende-eeuws Geuzenlied, waar gezegd wordt: Het volck is weynich, haar macht is rut. Daar heeft het woord kennelijk de betekenis: waardeloos...

2024-04-20
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Rut

m Fri. naam. Eenstammige verkorting van Rutger.

2024-04-20
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Rut

bronstigheid; bronsttijd.

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

rut

I. 1. wagenspoor, spoor, groef; fig sleur, routine; 2. sporen maken in. II. 1. bronst(tijd); 2. bronsten.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rut

zn., 1. o., (gew.) onkruid, ruigte (inz. aan de waterkant); 2. m., (Zuidn.) onnozele, flauwe praat.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rut

in de zegsw. rut zijn, blut, geen geld meer hebben, alles bij het spel verloren hebben; iem. rut spelen, hem alles afwinnen.