Ruizen
(ruisde, heeft geruisd), 1. (Zuidn.) (w. g.) zich vermaken, plezier hebben. 2. ruisen. 3. (Zuidn.) met kracht werpen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(ruisde, heeft geruisd), 1. (Zuidn.) (w. g.) zich vermaken, plezier hebben. 2. ruisen. 3. (Zuidn.) met kracht werpen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: