Wat is de betekenis van ruim?

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ruim

ruim - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. niet precies, maar met iets erbij ♢ er waren ruim honderd mensen 2. groot, royaal ♢ op de markt heb je een ruime keus 1. hi...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ruim

oop binneste van skip (vir goedere); sitplekdeel in gebou, geruim, wegneem, plek maak, leegmaak; groter of wyer maak; groot; uitgestrek; vry, oop; oorvloedig, meer as.

2024-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Ruim

(van stap en eventueel draf). Hiervan spreekt men als het dier voldoend lange passen maakt. Het tegengestelde noemt men kort.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ruim

1. s.n., rom (it), rûm (it). 2. adj. & adv., rom, rûm; zij hebben het niet —, it giet dêr net út ’e bredens, it komt krap om, it is skraebjen om ’e kant, it is skerpenheuvel; — zoveel als, stiif, tige safolle as; — zo goed, al, tige sa goed; — ho...

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ruim

I. bn. bw. (-er, -st), 1. zich ver uitstrekkend in alle richtingen, bep. over een oppervlak, uitgestrekt, wijd: een ruime vlakte; de ruime wereld; — (van besloten ruimten) veel ruimte biedend, lang en breed, resp. zo dat er veel ruimte is: een ruime kamer; een ruim huis; een ruime weg, breed; — ruim wonen, in...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ruim

I. bn. (1 zich ver uitstrekkend in alle richtingen; 2 van min of meer beperkte ruimten: veel ruimte biedend; 3 open, vrij; 4 niet door iets of iem. ingenomen of bezet; 5 onbelemmerd, vrij; niet door bezigheden in beslag genomen; 6 veel kunnende bevatten; 7 wijd, niet nauw [omhullend, omgevend]; 8 gevierd, niet kort of strak; 9 uitgebreid, omvangrij...

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ruim

A. bn. en bw. (-er, -st) 1. zich min of meer ver uitstrekkend in alle richtingen : het -e hemelrond: het -e land: de -e of wijde wereld. Syn. → breed. 2. veel ruimte biedend : een huis, vertrek; -e woningen: een binnenplein: -e straten: een gebouwde, -e stad; een -e plaats in iets beslaan, innemen, een belangrijk, voornaam deel ervan uitmaken...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ruim

I. bn. enbw. (-er, -st), 1. zich ver uitstrekkend in alle richtingen, wijd: een ruime vlakte; de mime wereld; (van besloten ruimten) veel ruimte biedend, lang en breed, resp. zo dat er veel ruimte is: een ruim huis; een ruime weg, breed; wonen, in een ruim huis wonen; (oneig.) een ruime plaats in iets beslaan, er een belangrijk deel van uitmaken; (...