routine
routine - zelfstandig naamwoord uitspraak: roe-ti-ne 1. vaardigheid die je hebt opgedaan, waardoor het bijna vanzelf gaat ♢ hij heeft veel routine in het pellen van garnalen Zelfstandig naamwoord: roe-ti-ne de routin...
Word vandaag nog lid van Ensie
Muiswerk Educatief (2017)
routine - zelfstandig naamwoord uitspraak: roe-ti-ne 1. vaardigheid die je hebt opgedaan, waardoor het bijna vanzelf gaat ♢ hij heeft veel routine in het pellen van garnalen Zelfstandig naamwoord: roe-ti-ne de routin...
Jan Luitzen (2009)
(de; g.mv.) SP 1 - ritueel van terugkerende gebaren en handelingen dat een golfer doorloopt voordat hij slaat. • Een paar voorbeelden van routines die een speler als voorbereiding op de slag en swing (‘swingroutine’) zoal uitvoert 1. van het ene op het andere been ‘wiebelen’, alsof hij hoognodig een plas moet doen; 2. naar de bal kijken, dan in de...
Jan Luitzen (2008)
(de; -s) GY - wedstrijdoefening
Jan Meulendijks (1993)
bedrevenheid; geregelde gang van zaken
dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)
deel van een computerprogramma bestemd voor de uitvoering van een beperkte, dikwijls herhaalde deeltaak.
ir. M.E.A. Striekwold (1990)
routine is een geordende reeks instructies die regelmatig moeten worden uitgevoerd.
Henk Biemond (1985)
Routine Een op zichzelf staand gedeelte van een programma of een reeks instructies, die door een programma wordt opgeroepen en die vaak wordt gebruikt.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
vaardigheid; bedrevenheid door ervaring; sleur
Jacon Kramers Jz (1948)
(Fr.) v. gewoonte, bedrevenheid door ervaring; sleur, slender.
M. J. Koenen's (1937)
v. (Fr. geoefendheid, vaardigheid door gewoonte verkregen; ongunstig: sleur).
S. van Praag (1937)
(Fr.), v. bedrevenheid door ervaring; sleur.
Jozef Verschueren (1930)
(roe'tinə) v. [Fr.] 1. Eig. ervarenheid, geoefendheid, vaardigheid : de van iets hebben. 2. Metn. [gevolg van 1] sleur, slenter: ’t is geworden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Fr.], v., 1. vaardigheid, vlugheid, door gewoonte verkregen: dat is een kwestie van routine; 2. geregelde gang van telkens terugkerende bezigheden ; (ongunstig) sleur.
Fokko Bos (1914)
routine - v., vaardigheid; bedrevenheid door ervaring ; ook :sleur, slender.
J. Hagers (1910)
Routine - vaardigheid, door langdurige oefening verkregen.
J. Kramer (1908)
vaardigheid verkregen door practische oefening; routineeren, vaardigheid eigen maken door herhaald doen; geroutineerd, routine hebbende.
G.F. Callenbach (1908)
vaardigheid, handigheid.
dr. Jan Romein (1906)
vr. Fr., vaardigheid door langdurige oefening verkregen; sleur.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.