Wat is de betekenis van roffelen?

2024-04-19
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

roffelen

Met roffel of ruwe blokschaaf ( schaaf) vlak maken, b.v. dakbeschot.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

roffelen

roffelen - regelmatig werkwoord uitspraak: rof-fe-len 1. een snel, ritmisch en bonkend geluid maken ♢ hij roffelde op de grote trommel Regelmatig werkwoord: rof-fe-len ik roffel jij/u ro...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

roffelen

(roffelde, geroffeld) aftuigen, een pak slaag geven, afranselen.(ruw) schuren, wrijven.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Roffelen

v., roffelje.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

roffelen

I. roffelde, heeft geroffeld; het ruwe afschaven, met de roffel bewerken; fig. slordig werken, knoeien; Z.-N. haastig (af)werken. II. roffelde, heeft geroffeld; een roffel slaan: de tamboers roffellen; de trommen roffellen; op de trom roffellen; met de vingers op de tafel roffellen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

roffelen

I ('roffələUn) (roffelde, heeft geroffeld) 1. Eig. met de roffel afschaven. 2. Metf. ruw en slordig werken knoeien. IIroffelen ('roffələn) (roffelde, heeft geroffeld) [klnb.] 1. Eig. snelle, gelijkmatige korte slagen op de trom slaan. 2. Metn. een rommelend geluid geven : trommels -. 3. Metf. babbelen, snateren, klappeien.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Roffelen

(roffelde, heeft geroffeld), 1. het ruwe (van hout) afschaven; 2. slordig, ruw, haastig werken, knoeien; 3. een roffel op de trom slaan; op de trommel slaan: de tamboers roffelen; 4. een roffelend geluid geven: de trommels roffelden.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Roffelen

Het begrip roffelen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. roffelen - roffelen - (roffelde, heeft geroffeld), het ruwe (van hout) afschaven ; — kakelen, babbelen, rabbelen; — slordig werken, slecht werk doen, knoeien. 2. roffelen - roffelen - (roffelde, heeft geroffeld), (mil.) den roffel slaan, de trom roeren ; — een roffel t...