Wat is de betekenis van Roemrijk?

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Roemrijk

bn. (-er, -st), rijk in roem, met veel roem: de roemrijke 17de eeuw; een roemrijk verleden; — hij streed roemrijk onder Napoleons vanen.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

roemrijk

bn., bw.; met veel roem: een roemrijke overwinning, een roemrijke regering; roemrijk ten einde brengen.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Roemrijk

bn. (-er, -st), rijk in roem, met veel roem: een roemrijk verleden; bw. hij streed roemrijk.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Roemrijk

Roemrijk - bn. (-er, -st), rijk in roem, met veel roem : de roemrijke 17de eeuw ; een roemrijk verleden.

2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten