rikketik
1) (1917) (Barg.) hart. Naar het volksliedje 'mijn hart klopt van rikketik' ? • Je hebt zeker last van je rikketik gekrege. (de Groene Amsterdammer, 10/03/1917) • Als ze niet geprikt zat op haar feuilletons, zweefde ze den godganschelijken dag door de Jordaan, achter al de hooggebouwde orgels aan. Dié haar rikketikkie bonsde nou n...