rijmen
rijmen - regelmatig werkwoord uitspraak: rij-men 1. juist zijn ♢ zo'n daad rijmt niet met zijn karakter 2. dezelfde klank hebben ♢ 'meid' en 'rijd' zijn woorden die rijmen ...
Muiswerk Educatief (2017)
rijmen - regelmatig werkwoord uitspraak: rij-men 1. juist zijn ♢ zo'n daad rijmt niet met zijn karakter 2. dezelfde klank hebben ♢ 'meid' en 'rijd' zijn woorden die rijmen ...
M. J. Koenen's (1937)
I. rijmde, heeft gerijmd; 1. rijmende verzen maken; op rijm dichten; minachtend: rijmelen: de kunst van te rijmen; 2. v. gedichten: rijm hebben: een gedicht kan lelijk zijn en toch mooi rijmen; 3. v. regels: rijm vormen: twee woorden kunnen op (of: met) elkaar rijmen; 4. overeenstemmen, overeenkomen: zulk een daad rijmt niet met zijn beginselen; 5....
Jozef Verschueren (1930)
('rijmən) (rijmde, heeft gerijmd) I. [→ rijm I 1] rijm vormen : het heeft vannacht gerijmd, alles ziet wit. II. [→ rijm II I] 1. verzen maken, vooral waarin het rijm hoofdzaak is : hij is aan ’t voor ons avondfeestje; - en lijmen: is nog geen dichten. 2. rijm bezigen in verzen : met behulp van een woordenboek; op het woord...
J.H. van Dale (1898)
Het begrip rijmen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. rijmen - rijmen - (het rijmde, het heeft gerijmd), rijpen : het heeft van nacht sterk gerijmd: alles is wit, er is veel rijm gevormd. 2. rijmen - rijmen - (rijmde, heeft gerijmd), gelijken uitgang hebben (van slotwoorden); (fig.) overeenstemmen, -komen : uwe beweringen rijmen niet met die va...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: