Ridderlijk
adj. & adv., ridderlik.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. de eigenschappen vertonend van een ridder; inz. : dapper, edelmoedig, galant: een ridderlijke strijd; zich ridderlijk gedragen; ridderlijke grootmoedigheid; een ridderlijke, hoffelijke cavalier; 2. eerlijk, ronduit, openlijk : hij kwam er ridderlijk voor uit; 3. van ridders : ridderlijke...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; 1. de eigenschappen vertonende van een ridder: dapper, edelaardig, edelmoedig; wellevend, hoffelijk, galant: hij was ridderlijk en moedig; ridderlijke trouw; ridderlijke cavalieren; een ridderlijke, hoffelijke toon; iets ridderlijk bekennen, zich ridderlijk gedragen; 2. van, over, tussen enz. ridders; ridder ....: de ridderlijke tijd, rid...
Jozef Verschueren (1930)
('riddərlək) bn. en bw. (-er, -st) 1. (als) van, eigen aan. als, betreffende een ridder : de -e tijd; de -e eer; -e avonturen. 2. dapper, moedig : zich gedragen. 3. wellevend, hoffelijk, galant : een cavalier; daar heerst een -e toon. 4. rondborstig, eerlijk : bekennen. Syn. ruiterlijk.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. dapper, fair, edelmoedig: een ridderlijke strijd; zich ridderlijk gedragen; thans vooral voor galant: een ridderlijke, hoffelijke cavalier: 2. eerlijk, ronduit, openlijk: hij kwam er ridderlijk voor uit; 3. van ridders: ridderlijke orden.
J.H. van Dale (1898)
Ridderlijk - bn. bw. (-er, -st), wat een ridder of de ridders betreft: de ridderlijke stand, de ridderstand ; een ridderlijk landgoed, slot; — als een ridder: zich ridderlijk gedragen; ridderlijke avonturen ; dapper, moedig; — ridderlijk antwoorden, bekennen, eerlijk, rondborstig. RIDDERLIJKHEID. v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: