ribbenschijter
(2004) (inf.) mager persoon. Eigenlijk iemand bij wie men door de ribben kan kijken. Vgl. nog: aangeklede bezemsteel; asperge; benen beiaard; benenpakhuis; bezemsteel; boksharing; breinaald; buizenkruiper; darm; dood van Maju; dood van Pierlala; dood van Piero; draadnagel*; geep; gotenkuiser; grasnek; grasspriet; gratenbaal; gratenkut; Jan zonder v...