Wat is de betekenis van ribbel?

ribbel - zelfstandig naamwoord uitspraak: rib-bel 1. smalle verhoging in een oppervlak ♢ er zaten ribbels in het wegdek Zelfstandig naamwoord: rib-bel de ribbel de ribbels ...

s., ribbel; (in ijs b.v.), robbel, roffel.

v. (-s), 1. smalle verhoging aan een voorwerp : de ribbels op de rand van munten; de ribbels van een boekband; (plantk.) iedere verheven, meest door vaatbundels gevormde lijst of lijn; 2. streep ; — (wev.) de vlak naast elkaar liggende koordachtige strepen op rips of ribbetjesgoed.

v. -s, ribbeltje; kleine ribbe, smalle verhoging, dunne verhoogde streep.

(‘ribbəl) v. (-s; -tje) smalle verhoogde streep : een lijst met een -.

v./m. (-s), smalle verhoging aan een voorwerp: de ribbels op de rand van munten; streep; (weverij) koordachtige streep op rips of ribbetjesgoed.

...

...

Ribbel - v. (-s), smalle verhoogde streep ; (ook) rechte evenwijdige groeve of insnijding; — (plantk.) iedere verheven, meest door vaatbundels gevormde lijst of lijn; — sneetje van een meloen; — (wev.) de vlak naast elkander liggende koordachtige strepen op rips of ribbetjesgoed; — verheven streepjes op den rand van munten...