reutelen
...
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip reutelen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) rochelend ademen. moeizaam, rochelend ademen, in doodsnood of net alsof men in doodsnood verkeert. 2) vervelend praten. zonder ophouden op een vervelende manier over oninteressante dingen praten.
Marc De Coster (2020-2024)
(18e eeuw) (inf.) onbenullig kletsen; zeuren; zaniken. • Wat reutel je van bedgenoot? (De schoenmaaker poëet: kluchtspel. 1785) • „Wat reutel je toch," vroeg hij: „van loon, dat ik zou krijgen?" (Jacob van Lennep: Romantische werken. 1860) • Hij begint te reutelen over een schaakpartij waarin de stukken woorden en...
Walter De Clerck (1981)
1. Een reeks korte, harde en meestal heldere geluiden (in snelle opeenvolging) vóórtbrengen: rammelen, ratelen, klepperen, kletteren. 2. Van lichte en droge zaken die bewogen worden, inz. van (dorre) bladeren: ritselen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(reutelde, heeft gereuteld), 1. rochelend ademen, de reutel hebben : het reutelen der stervenden; 2. rammelen; 3. vervelend praten, zeuren: wat reutel je toch!
M. J. Koenen's (1937)
reutelde, heeft gereuteld; 1. rochelen als een stervende: de zieke begint al te reutelen; 2. fig. onsamenhangend babbelen, zeuren: wat reutel je toch?
Jozef Verschueren (1930)
(reutelde, heeft gereuteld) 1. ademhalen uit longpijpen die met slijm en bloed gevuld zijn : het van een stervende. 2. vervelend babbelen, zeuren : wat reutel je toch !
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(reutelde, heeft gereuteld), 1. rochelend ademen: het reutelen van de stervende; 2. vervelend praten, zeuren: wat reutel je toch!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: