Wat is de betekenis van reuk?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

reuk

reuk - zelfstandig naamwoord 1. wat je ruikt ♢ de speurhond ging op de reuk van die zakdoek af 2. vermogen om geuren waar te nemen, om te ruiken ♢ honden hebben een betere reuk dan mensen ...

2024-04-24
Lexicon antroposofie

Henk van Oort (2010)

Reuk

Met het waarnemen van een geur treedt de wereld op intense wijze bij de mens naar binnen. De mens kan zich nauwelijks afsluiten voor geuren: de mens móet wel ruiken. Essentiële innerlijke eigenschappen van de omringende wereld, die voor de andere zintuigen verborgen blijven, worden op deze wijze onthuld en de waarnemer velt bewust of onbewust een o...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

reuk

vermoë om iets te ruik; wat mens met neus waarneem.

2024-04-24
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Reuk

het zintuigelijk vermogen om vluchtige stoffen door opsnuiven gewaar te worden en als waarneming te herkennen. Het reukslijmvlies, hoog in de neusholte, bevat daartoe chemoreceptorische zenuwzintuigcellen, waarvan de uitlopers als 1ste hersenzenuw (reukzenuw, nervus olfactorus) naar de reukcentra gaan (zie ook rhinencefalon). zie ook anosmie.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Reuk

s., rook; hij staat in een kwade —, der is in forkearde lucht oan him.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reuk

m., 1. het vermogen om te ruiken, om geuren gewaar te worden: het zintuig van de reuk ; een scherpe, fijne reuk hebben ; — (spr.) zijn reuk is zó fijn, dat hij de zonde wel kan ruiken, scherts. gezegd van iem. die overdreven vroom is ; — geen reuk hebben, niet ruiken; 2. (-en), dat wat men met de neus...

2024-04-24
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Reuk

het vermogen om door middel van het reukorgaan, neus, geuren waar te nemen. Boven in ieder neusgat ligt het reuk-epitheel ter grootte van ½ cm2. De reuk hangt nauw samen met de smaak. Beide zijn een controle van de dingen, die de luchtwegen en het spijsverteringskanaal binnenkomen.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

reuk

m. -en; 1. reukzin, het vermogen om door middel van de reukzenuwen een gewaarwording te krijgen: de reuk is een der vijf zintuigen; de honden hebben een fijne reuk; fig. de reuk van iets hebben, lucht; 2. fijne, door het reukorgaan waargenomen, uitwaseming; lucht: zij gaan op de reuk af; 3. in zegsw. roep, naam: die man staat in een slechte of kwad...