respectief
...
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.), bn. bw., 1. betrekkelijk, betr. hebbend op of bepaald door de betrekking tot ieder der afzonderlijke zaken of personen waarvan sprake is, bijzonder: hun respectieve namen, de namen welke zij ieder voor zich dragen; allen trokken af naar hun respectieve woonplaatsen, ieder naar de plaats waar hij woonde; 2. respectievelijk.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
afk. resp. of res. [Fr. respectif, van VLat. respectivus; lett.: op elk terugziend] bn onderscheiden, elk voor zich, achtereenvolgens.
M. J. Koenen's (1937)
bn.; Fr. wederkerig, wederzijds; onderscheidenlijk: de respectieve namen, de naam, die ieder der dingen of personen draagt; mijn respectieve meesters. (c = k).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Lat.], bn. en bw., 1. betrekking hebbend op: hun respectieve namen, namen die zij ieder voor zich dragen; allen trokken af naar hun respectieve woonplaatsen, ieder naar de plaats waar hij woonde; 2. respectievelijk.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: