Wat is de betekenis van Rellen?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rellen

(1987) (ww.) (inf.) rel schoppen; keten. • Men zegt lak te hebben aan politiek en rechtspraak. Ik vind het echter naïef om te denken dat je alleen door te rellen zou kunnen winnen. (De waarheid, 09/05/1987) • Adang ziet ook een voordeel in de lange wandeling naar het centrum. „Supporters worden namelijk moe, die tocht kost ene...

2024-04-24
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

rellen

(in Zaanse pelmolens) Het voor de eerste keer over de pelsteen laten lopen van de gort. Deze wordt de , eerste snee, eerste reis of rel genoemd.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rellen

druk babbelen

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rellen

(relde, heeft gereld), 1. kakelen, snel, druk praten; 2. langs de straat lopen, inz. van opgeschoten meisjes gezegd, die zich zeer luidruchtig aanstellen; 3. de eerste bewerking bij het gortpeilen, waarbij de korrel een snee krijgt en de bast er af vliegt.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rellen

relde, h. gereld (babbelen, druk praten, kakelen).

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rellen

(relde, heeft gereld), 1. kakelen, snel, druk praten; 2. praten, spreken.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rellen

Rellen - (relde, heeft gereld), babbelen, kakelen, langs de straat loopen, inz. van opgeschoten meisjes gezegd, die zich zeer luidruchtig aanstellen; — de eerste bewerking bij het gortpellen, waarbij de gort eene snee krijgt en de bast er afvliegt. RELLING, v. het rellen, gesnap, gebabbel.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Rellen

Rellen, ow. gel. (ik relde, heb gereld), snappen, babbelen, kakelen. *...LING, v. het rellen, gesnap, gebabbel. *...LETJE, (B. -N), o. (-s), praatje, vertelseltje (dat van mond tot mond gaat); kortstondige opschudding.