rekenen
rekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: re-ke-nen 1. sommen maken met getallen ♢ zij kan heel snel rekenen 1. naar je toe rekenen [zo rekenen dat je er voordeel van hebt] ...
Muiswerk Educatief (2017)
rekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: re-ke-nen 1. sommen maken met getallen ♢ zij kan heel snel rekenen 1. naar je toe rekenen [zo rekenen dat je er voordeel van hebt] ...
Hans Heestermans (1977)
rekenen - de (begin)tijd van de zwangerschap bepalen. Thans nog bekend? (v. DALE [1976]). Meenig meysje zal der rekenen van dese intree of (t.w. v. h. bezoek der Russen aan Voorburg), H. DOÉPYNS, Haegse Mercur. 28 Sept. 1697,4.Vandaar ook: zwanger zijn. Mijne vrouw is en blijft zwak, doch nog al redelijk, en rekent weder, BII.D. in BiLD.-TYD...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., rekkenje; in zijn voordeel —, nei jin ta rekkenje; in zijn nadeel —, fan jin ôf rekkenje; — op, rekkenje, tidigje, tiidzje, gûkerje, lynje op, tofoaren gean op, jin forlitte op, to seil gean op, forkomme op; ergens vast op —, jin earne nei, op sette; niet meer op...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. REKENEN (rekende, heeft gerekend), (gew.) met as bedekken : het vuur rekenen. Vgl. Inrekenen. II. REKENEN (rekende, heeft gerekend), 1. tellen: de Christenen rekenen de jaren van Christus geboorte af; iets dubbel rekenen, tweemaal meetellen; alles bij elkaar rekenen ; — (abs., van een zwangere vrouw) d...
M. J. Koenen's (1937)
I. rekende, h. gerekend (inrekenen, met as bedekken): het vuur rekenen; gew, II. rekende, h. gerekend (1 cijferen, met getallen werken; met getalbegrippen denken; 2 daarvoor houden, achten, als zodanig beschouwen, ook refl.; 3 veronderstellen; 4 met op: vertrouwen, staat maken): 1. goed kunnen rekenen; juist en vlug uit het hoofd leren rekenen met...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(rekende, heeft gerekend), 1. cijferen, met getallen werken, volgens de regels hoeveelheden (aantallen) benoemen, samenstellen en ontbinden, m.n. met cijfers: leren lezen, schrijven en rekenen; met letters, cijfers, wortelgrootheden; uit het hoofd rekenen, zonder de getallen op te schrijven; door elkaar gerekend, het een met het ander vereffend, he...
J.Pluim (1911)
frequ. van den Germ. wt. rak = samenvoegen en bij ons oudtijds reken: ,,Die heren willen groten schat te samen reken ’ (= samenschrapen); dit reken luidde ook raken, zie Rakelen, evenals men zeide: ,,’t Fier reecte hi weder toe” = het vuur rakelde hij weer toe. Zie Rakker.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: