Wat is de betekenis van rekenen?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rekenen

rekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: re-ke-nen 1. sommen maken met getallen ♢ zij kan heel snel rekenen 1. naar je toe rekenen [zo rekenen dat je er voordeel van hebt] ...

2024-04-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

rekenen

rekenen - de (begin)tijd van de zwangerschap bepalen. Thans nog bekend? (v. DALE [1976]). Meenig meysje zal der rekenen van dese intree of (t.w. v. h. bezoek der Russen aan Voorburg), H. DOÉPYNS, Haegse Mercur. 28 Sept. 1697,4.Vandaar ook: zwanger zijn. Mijne vrouw is en blijft zwak, doch nog al redelijk, en rekent weder, BII.D. in BiLD.-TYD...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rekenen

v., rekkenje; in zijn voordeel —, nei jin ta rekkenje; in zijn nadeel —, fan jin ôf rekkenje; — op, rekkenje, tidigje, tiidzje, gûkerje, lynje op, tofoaren gean op, jin forlitte op, to seil gean op, forkomme op; ergens vast op —, jin earne nei, op sette; niet meer op...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rekenen

I. REKENEN (rekende, heeft gerekend), (gew.) met as bedekken : het vuur rekenen. Vgl. Inrekenen. II. REKENEN (rekende, heeft gerekend), 1. tellen: de Christenen rekenen de jaren van Christus geboorte af; iets dubbel rekenen, tweemaal meetellen; alles bij elkaar rekenen ; — (abs., van een zwangere vrouw) d...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rekenen

I. rekende, h. gerekend (inrekenen, met as bedekken): het vuur rekenen; gew, II. rekende, h. gerekend (1 cijferen, met getallen werken; met getalbegrippen denken; 2 daarvoor houden, achten, als zodanig beschouwen, ook refl.; 3 veronderstellen; 4 met op: vertrouwen, staat maken): 1. goed kunnen rekenen; juist en vlug uit het hoofd leren rekenen met...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rekenen

('re :kənən) (rekende, heeft gerekend) rakelen] Gew. met as bedekken : het vuur -.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rekenen

(rekende, heeft gerekend), 1. cijferen, met getallen werken, volgens de regels hoeveelheden (aantallen) benoemen, samenstellen en ontbinden, m.n. met cijfers: leren lezen, schrijven en rekenen; met letters, cijfers, wortelgrootheden; uit het hoofd rekenen, zonder de getallen op te schrijven; door elkaar gerekend, het een met het ander vereffend, he...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Rekenen

frequ. van den Germ. wt. rak = samenvoegen en bij ons oudtijds reken: ,,Die heren willen groten schat te samen reken ’ (= samenschrapen); dit reken luidde ook raken, zie Rakelen, evenals men zeide: ,,’t Fier reecte hi weder toe” = het vuur rakelde hij weer toe. Zie Rakker.