rekenen
rekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: re-ke-nen 1. sommen maken met getallen ♢ zij kan heel snel rekenen 1. naar je toe rekenen [zo rekenen dat je er voordeel van hebt] ...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
rekenen - regelmatig werkwoord uitspraak: re-ke-nen 1. sommen maken met getallen ♢ zij kan heel snel rekenen 1. naar je toe rekenen [zo rekenen dat je er voordeel van hebt] ...
Geschreven door Hans Heestermans (1977)
rekenen - de (begin)tijd van de zwangerschap bepalen. Thans nog bekend? (v. DALE [1976]). Meenig meysje zal der rekenen van dese intree of (t.w. v. h. bezoek der Russen aan Voorburg), H. DOÉPYNS, Haegse Mercur. 28 Sept. 1697,4.Vandaar ook: zwanger zijn. Mijne vrouw is en blijft zwak, doch nog al redelijk, en rekent weder, BII.D. in BiLD.-TYD...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
(rekende, heeft gerekend), 1. cijferen, met getallen werken, volgens de regels hoeveelheden (aantallen) benoemen, samenstellen en ontbinden, m.n. met cijfers: leren lezen, schrijven en —; met letters, cijfers, wortelgrootheden; uit het hoofd —, zonder de getallen op te schrijven; door elkaar gerekend, het een met het ander vereffend, he...
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. REKENEN (rekende, heeft gerekend), (gew.) met as bedekken : het vuur rekenen. Vgl. Inrekenen. II. REKENEN (rekende, heeft gerekend), 1. tellen: de Christenen rekenen de jaren van Christus geboorte af; iets dubbel rekenen, tweemaal meetellen; alles bij elkaar rekenen ; — (abs., van een zwangere vrouw) d...
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Achten, zie Cijferen.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip rekenen heeft 3 verschillende betekenissen: 1. rekenen - rekenen - (w. g.) met asch bedekken; het vuur rekenen. 2. rekenen - rekenen - (rekende, heeft gerekend), tellen: de Christenen rekenen de jaren van Christus’ geboorte af; — begrijpen onder, gelijkstellen: men heeft hem onder de geleerden gerekend; Jezus werd met d...
Gerelateerde zoekopdrachten