reetlikker
(1983) (scheldw.) vleier; slijmbal. Ook straattaal voor klootzak (Hans Heesterma & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014). • Ik weet dat mensen als jij alleen maar ja-knikkers en reetlikkers in dienst hebben. (Bert Hiddema: Zwart geld. 1983) • De toekomst interesseerde hun geen fluit en dat het in het verleden doffe ellende was gewe...