Wat is de betekenis van Rechtsgeleerdheid?

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rechtsgeleerdheid

v. (kennis, wetenschap van het recht; jurisprudentie).

2024-04-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Rechtsgeleerdheid

wetensch. v/h recht, wetenschapp. beoefening v/h recht, heeft betrekking o/d enkeling (burgerlijk r.), o/d staat (staatsr.) of o/d gemeenschap v. staten (internationaal of volkenr.).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rechtsgeleerdheid

v. kennis, wetenschap van het recht.

2024-04-25
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rechtsgeleerdheid

Rechtsgeleerdheid, - zie RECHTSWETENSCHAP.

2024-04-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Rechtsgeleerdheid

de kennis van het recht. Hare beoefenaars noemt men rechtsgeleerden, juristen. De R. kan zich bewegen op het zuiver wijsgeerige gebied van het natuurrecht, of op het meer empirische terrein van het stellige recht in al zijn deden, en heeft dan voornamelijk de geschiedenis, in het bijzonder die der rechtsinstellingen, en de uitlegkunde der bestaande...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rechtsgeleerdheid

Rechtsgeleerdheid - v. wetenschap, kennis van het recht, jurisprudentie.

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)