Wat is de betekenis van Rechtschapen?

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rechtschapen

adj. & adv., rjochtskepen, nommel.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rechtschapen

bn., bw. (eerlijk, oprecht, deugdzaam): een rechtschapen man; rechtschapen handelen.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rechtschapen

(recht’scha:pən) bn. en bw. in alle opzichten (handelend) zoals het past : een man; te werk gaan. Syn. → braaf.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rechtschapen

bn. (-er, -st), 1. braaf, eerlijk, deugdzaam: rechtschapen mensen; 2. echt, waarachtig.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rechtschapen

Rechtschapen - bn. (-er, -st), oprecht, eerlijk, braaf, deugdzaam: iedereen prees hem om zijn rechtschapen karakter; rechtschapen menschen. RECHTSCHAPENHEID, v.