ravotten
ravotten - regelmatig werkwoord uitspraak: ra-vot-ten 1. voor de grap met elkaar vechten ♢ die vader is altijd aan het ravotten met zijn zoontjes Regelmatig werkwoord: ra-vot-ten ik ravot ...
Muiswerk Educatief (2017)
ravotten - regelmatig werkwoord uitspraak: ra-vot-ten 1. voor de grap met elkaar vechten ♢ die vader is altijd aan het ravotten met zijn zoontjes Regelmatig werkwoord: ra-vot-ten ik ravot ...
Dr. E. Schröder (1980)
Wanneer men bedenkt dat naast Nederlands v in andere talen dikwijls b voorkomt (geven-Duitsgeben, nevel-Latijn nebula enz.) is de verwantschap van ravotten met het Oudfranse zelfstandige naamwoord rabot: twist in het geheel niet vreemd. Bij rabot hoorde het werkwoord rabater: razen, tieren. Deze woorden gaan, evenals het Engelse to rave: ijlen, raa...
Van Dale Uitgevers (1950)
(ravotte, heeft geravot), 1. lawaai maken; 2. stoeien.. speels worstelen : papa was aan ’t ravotten met zijn zoontje ; zie die jonge katten eens ravotten in de tuin ; 3. stoeiend vrijen: verliefde jonge paren, ravottend door het groen.
M. J. Koenen's (1937)
ravotte, h. geravot (luidruchtig stoeien, wild spelen, joelend achter elkaar aan lopen): jongens ravotten; Z.-N. ook, ravotsen.
Jozef Verschueren (1930)
(ravotte, heeft geravot) [msch. < Mned. rabat, rumoer] luidruchtig stoeien, wild spelen : kinderen graag.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(ravotte, heeft geravot), 1. lawaai maken; 2. stoeien, speels worstelen: kijk die jonge katten eens ravotten in de tuin.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: