rauw
rauw - bijvoeglijk naamwoord 1. wat een vervelend gevoel in je lichaam geeft ♢ ik heb een rauw gevoel in mijn keel 2. niet gekookt of gebakken ♢ we maken een sla van rauwe groenten ...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
rauw - bijvoeglijk naamwoord 1. wat een vervelend gevoel in je lichaam geeft ♢ ik heb een rauw gevoel in mijn keel 2. niet gekookt of gebakken ♢ we maken een sla van rauwe groenten ...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (-er, -st), 1. ongekookt; niet gebakken, niet gegrilld: rauwe biefstuk; (zegsw.) iemand — lusten, onvervaard zijn, zijn mannetje staan tegenover iemand; rauwe wortelen, bonen; (zegsw.) honger maakt rauwe bonen zoet, als je honger hebt, smaakt alles; 2. onvoldoende gekookt of gebraden: het vlees smaakte nog —; 3. ontveld, blo...
Nederlands woordenboek (7e druk)
bn. bw. (-er, -st), 1. (van vlees, met name als spijs) zoals het van het geslachte dier gesneden is, niet toebereid: rauwe biefstuk; — (zegsw.) iem. rauw lusten, lust hebben om hem een pak slaag te geven; 2. (van andere spijzen) zoals de natuur ze oplevert, al dan niet schoongemaakt, maar niet met behulp van vuur verder toebereid : rauwe wor...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
RAUW bn. bw. (-er, -st), niet gekookt, niet gaar: rauw vleesch; — (fig.) honger maakt rauwe boonen zoet, zie HONGER; — (van vruchten) niet rijp : een rauwe appel, peer; — van de huid ontbloot: de borst van dat paard is geheel rauw; rauw vleesch, levend vleesch waar het vel af is: die wonde is al rauw vleesch; — iemand den...
Gerelateerde zoekopdrachten