rarus
rarus (-a, -um), - (Lat.) uiteengeplaatst, ijl; met uiteengeplaatste organen.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
1. eig., los, niet dicht, dun, retia, wijdmazig, Verg., cribrum, met wijde openingen = grof, Ov., rariores silvae, dunner, minder dicht, Tac. 2. overdr., enkel = op zich zelf (dun) staande, verstrooid, wijd uit elkaar, dun gezaaid, aedificia, Hirt., loca, Cic., coma, Ov., lacrima, enkel, stil, Hor.;...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: