rarus
rarus (-a, -um), - (Lat.) uiteengeplaatst, ijl; met uiteengeplaatste organen.
Klik hier en adverteer exclusief op deze zoekterm
Verklarend woordenboek der wetenschappelijke namen van de in Nederland en Nederlandsch-Indië in het wild groeiende en in tuinen en parken gekweekte varens en hoogere planten door Dr. C. A. Backer (1936)
rarus (-a, -um), - (Lat.) uiteengeplaatst, ijl; met uiteengeplaatste organen.
Geschreven door Dr. J.F.L. Montijn
1. eig., los, niet dicht, dun, retia, wijdmazig, Verg., cribrum, met wijde openingen = grof, Ov., rariores silvae, dunner, minder dicht, Tac. 2. overdr., enkel = op zich zelf (dun) staande, verstrooid, wijd uit elkaar, dun gezaaid, aedificia, Hirt., loca, Cic., coma, Ov., lacrima, enkel, stil, Hor.;...
Latijns-Nederlandsch
Dun, ondicht (Tgd DENSUS, Dicht).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.