Rans
Zie Emerentius
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.), bn. bw. (-er, -st), (van vetten en oliën waarin vluchtige vetzuren zijn vrijgekomen) sterk smakend en een onaangename geur verspreidend: vetten die rans worden. Thans meestal ranzig.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; ranser, ranst (van vetten, oliën enz.: sterk smakend, in het eerste stadium v. bederf verkerende; garstig): die olie is rans; dat vet, die boter smaakt rans; ook, ransig.
Dr. L.M. Metz (1937)
Ranzig, noemt men vetten en oliën, welke, doordat ze lang aan de lucht waren blootgesteld, een onaangenamen reuk gekregen hebben. Het ransworden is een gevolg van verbinding met zuurstof. Het vet wordt daarbij gesplitst in vetzuur en glycerine. Het vrijgekomen vetzuur riekt onaangenaam. Voornamelijk zijn het boterzuur, caprylzuur en capronzuur...
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, ranzer; -t) [Fr. < Lat. randdus < rancere, kwalijk rieken] sterk smakend, garstig: die boter, olie smaakt -; dat spek, vet is -.
J.H. van Dale (1898)
RANS bn. bw. (-er, -t), RANSIG, bn. bw. (-er, -st), (van boter, vet, spek, olie enz.) sterk smakend, garstig. RANSHEID, RANSIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: