Wat is de betekenis van rangschikken?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rangschikken

rangschikken - regelmatig werkwoord uitspraak: rang-schik-ken 1. in een bepaalde volgorde of opstelling zetten ♢ zij rangschikte de bloemen in een vaas Regelmatig werkwoord: rang-schik-ken ik rangschik ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rangschikken

v., oarderje; smaakvol —, opstoaije.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rangschikken

(rangschikte, heeft gerangschikt), 1. indelen in groepen en soorten volgens bepaalde kenmerken: het rangschikken der planten naar hun onderlinge verwantschap; — rangschikken onder, indelen bij een bepaalde soort of groep: je zou haar toch onder de mensen die geen zenuwen hebben kunnen rangschikken; 2. ...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rangschikken

rangschikte, h. gerangschikt (regelen, ordenen; de volgorde aangeven; iets brengen onder e. soort, orde enz.): de boeken in een kast rangschikken; een stoet rangschikken; de dieren in klassen en orden rangschikken.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rangschikken

('rang) (rangschikte, heeft gerangschikt) 1. een plaats aanwijzen, in orde schikken: een plant onder een orde, een soort -. 2. regelen, ordenen: een stoet -. 3. rekenen: hij wordt onder de bevoegde mannen gerangschikt.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rangschikken

(rangschikte, heeft gerangschikt), 1. indelen in groepen en soorten volgens bepaalde kenmerken: rangschikken onder, indelen bij een bepaalde soort of groep; 2. plaatsen in een bepaalde volgorde, ordenen: boeken in een bibliotheek rangschikken; cijfers rangschikken.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rangschikken

RANGSCHIKKEN (rangschikte, heeft gerangschikt), regelen, in eene rij plaatsen, de volgorde bepalen, eene plaats aanwijzen, in orde schikken : boeken in eene bibliotheek alphabetisch, naar het formaat, naar de verschillende vakken rangschikken; RANGSCHIKKEND, bw. (spraakk.) rangschikkend telwoord, rangtelwoord. RANGSCHIKKING, v. (-en).