randdebiel, randmongool
(1970+) (scheldw.) onnozel, dom persoon; debiel. Dit scheldwoord is vooral populair onder jongeren. • Van de twaalf kinderen waren er zes naar de blo geweest. Eén was naar later bleek randdebiel. (Leeuwarder Courant, 29/11/1975) • Als ik tegen zo'n randmongool moet vechten, denk ik weleens: ik kap d'r mee, ik steek m'n handen omho...