Wat is de betekenis van rand?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rand

rand - zelfstandig naamwoord 1. buitenste strook ♢ hij ging op de rand van het bed zitten 1. van de hoed en de rand weten [goed op de hoogte zijn] 2. bovenste gedeelte van ho...

2024-04-24
Jargon & Slang van Journalisten en zetters

Marc De Coster (2017)

Rand

Rand - over de rand schuiven, vallen: gezegd van een bericht dat de krant niet meer heeft gehaald omdat deze overvol was. Eigenlijk een verwijzing naar het loodzetsel dat vergaard werd op steen (vgl. aan steen): overtollige regels vielen van de opmaaktafel af. Je moet dus heel flexibel zijn, en het zal zeker gebeuren dat je de hele week bezig bent...

2024-04-24
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

rand

rand - Munt van Zuid-Afrika.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rand

Zuidafrikaanse munteenheid

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

rand

buitekantse omtrek van ‘n voorwerp; kant; grens, soom.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rand

s., rânne; (van hoed), skaed (it).

2024-04-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Rand

the Rand, de Witwatersrand [in Z. A.].

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rand

m. (-en), 1. grens of omtrek van een vlak (meestal van een vlak dat een voorwerp is of deel uitmaakt van een voorwerp): de randen van de steen; de rand van het woud, de zoom; de rand van het vliegveld; bij muntstukken, penningen en derg.: het smalle vlak begrensd door de omtrekken der beide zijden: munten met een gladde...