rammelen (geluid)
(rammelde, heeft gerammeld), 1. een ratelende klank voortbrengen: ik hoorde de wekker -; een rammelende bus; geld horen rammelen; geringschattend van muziekinstrumenten: er begon een grappig vals pianootje te rammelen; van het geraamte of delen daarvan: ze was zo mager dat ze beweerde haar eigen ribben te horen -; van de honger; (van een voertuig)...