Wat is de betekenis van racaille?

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

racaille

Gespuis, gepeupel, janhagel, rapalje. Ge zult in de boeken vinden hoe hij heet, doch waar vind ik nog zo’n man van vertrouwen, het racaille vernietigt mijn wild, WALSCHAP 1963, 318.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Racaille

uitvaagsel, gespuis

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Racaille

grauw, janhagel, rapalje.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Racaille

(Fr.), rakalje.

2024-04-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

racaille

Fr.) v. gepeupel, uitschot, afval.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

racaille

= rakalje.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

racaille

racaille - v., uitvaagsel, gespuis, janhagel.

2024-04-19
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Racaille

Racaille - het slechte, bedorvene, onzuivere, het uitschot eener koopwaar.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Racaille

ook rakalje, (fransch) lompengespuis, janhagel, gepeupel, gemeen volk. Voorts: het bedorvene, het slechte van eenige waar; uitschot, afval.