Wat is de betekenis van Rabbi?

joodse leraar en synagogeleider. joodse godsdienstleraar die ook raadgever in een joodse gemeenschap en leider van een synagoge is; rabbijn. Voorbeelden: De enig overgebleven Joodse school in Lodz sloot haar deuren en de laatste rabbi verliet Warschau. http://www.wereldwijd.be/archief/9712-071.htm, 1997 Vooralsnog is dit Sido...

Rabbi, joods godsdienstleraar; aanspreking van Jezus; geleerde man. Het woord rabbi is in de bijbel (in het Nieuwe Testament een titel voor een schriftgeleerde, letterlijk ‘mijn heer, mijn meerdere’. Ook Jezus wordt ermee aangesproken door volgelingen, zie bijvoorbeeld Matteüs 26:49, Matteüs 26:49, ‘Hij [Judas] liep recht op Jezus af, zei: “Gegroet...

Rabbi - hoge politieofficier die advies en bescherming verleent aan een jongere officier en die de carrière van deze laatste op een gunstige manier kan beïnvloeden. Vlaams.

[Hebr. rabhi = mijn meester, van rabh = meester] joods wetgeleerde, spec. een die tevens een priesterlijke functie heeft.

joods geestelijke

Hebr. en Aram. mijn heer, mijn meerdere. Titel van een gezaghebbend godsdienstleraar.

aanspreektitel = mijn heer, alleen in verbinding met eigennamen, het in het Nederlands overgegane rabbi bijv. de rabbi = joods godsdienstleraar is op deze wijze alleen in niet-joodse kring gebruikelijk.

(= meester), Hebreeuwsche aanspreektitel van een godsdienstleeraar; wordt in het Evangelie gebruikt tegenover Jesus en Joannes den Dooper. Daaruit ontstond het tegenwoordige rabbijn, het hoofd van de Joodsche godsdienstige gemeente.

Rav, Rov, Rev.