Wat is de betekenis van puur?

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

puur

puur - bijvoeglijk naamwoord 1. geen namaak ♢ dit is puur vruchtensap 2. enkel en alleen ♢ het is puur aanstellerij van hem 3. zonder toevoegingen ...

2024-03-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

puur

demagoog van het puurste (zuiverste) water

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

puur

gepuur, suiwer; uitsuig.

2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Puur

zuiver, onvervalst; bloot, enkel, louter.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Puur

adj. & adv., klear, klearebare, Iotter, ûnformongen, skjin; (enkel en alleen), pûr.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Puur

(<Fr.-Lat.), bn. bw., 1. zuiver, louter: dat is de pure waarheid; ik trouwde uit pure liefde; uit pure nieuwsgierigheid; — (fig.) niets meer dan: dat is puur natuur; 2. zonder bijmengsels: pure chocolade; 3. bw., geheel en al: hij is puur arm; zij was puur naakt, zij deed het puur om hem te plagen, alle...

2024-03-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

puur

rein, zuiver, onvervalst; onvoorwaardelijk; bloot, enkel, louter.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

puur

bn., bw. (Fr. pure, Lat. purus: zuiver, onvervalst; bloot, louter): puur goud; pure onzin; puur om te treiteren, enkel.