puur
puur - bijvoeglijk naamwoord 1. geen namaak ♢ dit is puur vruchtensap 2. enkel en alleen ♢ het is puur aanstellerij van hem 3. zonder toevoegingen ...
Muiswerk Educatief (2017)
puur - bijvoeglijk naamwoord 1. geen namaak ♢ dit is puur vruchtensap 2. enkel en alleen ♢ het is puur aanstellerij van hem 3. zonder toevoegingen ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.-Lat.), bn. bw., 1. zuiver, louter: dat is de pure waarheid; ik trouwde uit pure liefde; uit pure nieuwsgierigheid; — (fig.) niets meer dan: dat is puur natuur; 2. zonder bijmengsels: pure chocolade; 3. bw., geheel en al: hij is puur arm; zij was puur naakt, zij deed het puur om hem te plagen, alle...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (Fr. pure, Lat. purus: zuiver, onvervalst; bloot, louter): puur goud; pure onzin; puur om te treiteren, enkel.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: