Wat is de betekenis van Puren?

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Puren

te voorschijn halen; putten

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Puren

(puurde, heeft gepuurd), (litt. t.) zuigen, halen uit: de bijen puren de honig uit de bloemen; wijsheid uit iets puren.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

puren

puurde, h. gepuurd (lit. t. zuiveren, louteren; zuigen uit, halen uit).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

puren

('pu:rən) (puurde, heelt gepuurd) 1. zuiveren, louteren. 2. zuigen, uithalen: de bijen de honig uit de bloemen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

puren

(puurde, heeft gepuurd), (litt. taal) te voorschijn halen (uit): de bijen de honing uit de bloemen; goud uit iets puren, veelal oneig.; 2. (fig.) putten, halen (uit): wijsheid uit iets.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Puren

Puren (puurde, heeft gepuurd), (w. g.) zuiveren, louteren; uithalen ; de bijen puren (zuigen) den honig uit de bloemen.

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Puren

Puren, bw. gel. (ik puurde, heb gepuurd), zuiveren, louteren; uithalen; de bijen - (zuigen) den honig uit de bloemen.

Gerelateerde zoekopdrachten