Puren
te voorschijn halen; putten
Van Dale Uitgevers (1950)
(puurde, heeft gepuurd), (litt. t.) zuigen, halen uit: de bijen puren de honig uit de bloemen; wijsheid uit iets puren.
Jozef Verschueren (1930)
('pu:rən) (puurde, heelt gepuurd) 1. zuiveren, louteren. 2. zuigen, uithalen: de bijen de honig uit de bloemen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(puurde, heeft gepuurd), (litt. taal) te voorschijn halen (uit): de bijen de honing uit de bloemen; goud uit iets puren, veelal oneig.; 2. (fig.) putten, halen (uit): wijsheid uit iets.
J.H. van Dale (1898)
Puren (puurde, heeft gepuurd), (w. g.) zuiveren, louteren; uithalen ; de bijen puren (zuigen) den honig uit de bloemen.
I.M. Calisch (1864)
Puren, bw. gel. (ik puurde, heb gepuurd), zuiveren, louteren; uithalen; de bijen - (zuigen) den honig uit de bloemen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: