Wat is de betekenis van puin?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

puin

(1969) (jeugd) (vaak als eerste lid van een samenstelling) gezegd van iets dat slecht, minderwaardig is. • We hadden als producers met zoveel puingroepen gewerkt dat we het zelf nou eindelijk eens goed wilden doen. (Peter Koelewijn in Teenbeat, november 1969) • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

puin

puin - zelfstandig naamwoord 1. verbrokkelde stenen van een muur ♢ op de bouwplaats lag een hoop puin 1. iets in puin rijden [het totaal kapot rijden] Zelfstandig naamwoord: puin ...

2024-04-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Puin

Een synoniem voor het puin, dat we van onze ziel zouden moeten afladen. Wie in het puin van een huis naar iets zoekt, heeft een moeilijke tijd achter de rug en probeert, om nu uit het puin iets nieuws te laten ontstaan.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

puin

puin - Ruwe, gebroken stenen of bakstenen.

2024-04-25
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Puin

Rommel, wantoestanden. Als de VVD voor de verkiezingen in de oppositie is (geen deel van het kabinet uitmaakt), roepen VVD-politici dat zij – na de verkiezingen eenmaal aan de macht – eerst puin moeten gaan ruimen, orde op zaken zullen moeten stellen. Dat valt in de praktijk erg mee. Bij de volgende verkiezingen belooft de oppositie van...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

puin

stukke klip en stene.

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Puin

ook puingras of grondpuin, is een volksnaam voor kweek, Agropyron repens.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Puin

s.n., pún (it), wrak (it); (van dakpannen), panpún (it), -wrak (it).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)