pui
pui - zelfstandig naamwoord 1. voorgevel van de begane grond van een huis ♢ aan de pui was een naambord bevestigd Zelfstandig naamwoord: pui de pui de puien
Muiswerk Educatief (2017)
pui - zelfstandig naamwoord 1. voorgevel van de begane grond van een huis ♢ aan de pui was een naambord bevestigd Zelfstandig naamwoord: pui de pui de puien
Van Dale Uitgevers (1950)
I. PUI (<Fr.) v. (-en), 1. bordes of stoep, soms rustend op pilaren, soms een massief stenen bouwsel, voor een stadhuis van waaraf men de besluiten, verordeningen enz. voorlas : van de pui iets verkondigen; 2. stoep of bordes voor een paleis of groot herenhuis; 3. (veroud.) dwarsbalk in een gevel waarop het bovenste deel van een gevel...
M. J. Koenen's (1937)
v. puien, puitje (benedendeel v. e. winkelgevel, ondergevel, voorkant of bordes v. e. stadhuis, waar bekendmakingen worden afgelezen; gevel): een artistiek puitje.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Vnl. uit glas samengestelde wand, zooals winkelpui, tochtpui (glazen afscheiding van een tochtportaal) e.d.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en; -tje) [msch. Lat. podium (< Gr. podion < poes, podos, voet), verhoog] I. bordes van het stadhuis waar bekendmakingen worden afgelezen. 2. Uitbr. a. benedengevel. b. gevel : voor-, achterpui.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: