Wat is de betekenis van prutsen?

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

prutsen

prutsen - regelmatig werkwoord uitspraak: prut-sen 1. onhandig bezig zijn ♢ je moet niet zelf gaan prutsen aan die computer Regelmatig werkwoord: prut-sen ik pruts jij/u prutst ...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Prutsen

v., nifelje, knuzelje, miere, (om)piele, (om)klongelje; (in een vak), grieme, knoeije, knoffelje.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Prutsen

(prutste, heeft geprutst), 1. (niet alg.) borrelen; 2. ondegelijk of niet afdoende werk verrichten of aldus aan iets werken, broddelen; 3. knutselen: aan iets prutsen; zijn motorfiets had hij zelf in elkaar geprutst.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

prutsen

prutste, h. geprutst: prutsen aan.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

prutsen

('prutə»n) (prutste, heeft geprutst) 1. onhandig bezig zijn. 2. knutselen: aan iets -; iets in elkaar -.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

prutsen

(prutste, heeft geprutst), 1. ondegelijk of niet voldoende werk verrichten of zo aan iets werken, broddelen; 2. knutselen: aan iets prutsen; zijn brommer had hij zelf in elkaar geprutst.

2024-04-23
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Prutsen

Prutsen - (prutste, heeft geprutst), onhandig bezig zijn; — knutselen : hij weet aardig te prutsen; beuzelen : wat zit hij te prutsen ?