Wat is de betekenis van Prut (2)?

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Prut (2)

Prut (2) - bn. (gew.) verdikt: al de melk is prut, bedorven; — (fig.) zuiver : zij is niet prut, deugt niet veel, is niet erg zedelijk; (ook) zij is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.

Gerelateerde zoekopdrachten